kerstdiner:sla,brood, omelet en namaak whisky!! |
Een zacht zonnetje want het is nog vroeg. De zee ruist achter de ´fence´. Ons ´huisje´in Abene ligt ongeveer op 200 meter van het strand. Of misschien beter gezegd: twee minuten lopen. Afstanden schatten is niet mijn sterkste punt. Evenals lief blijven als het tegen zit.
Zaterdagmorgen vroeg
gingen we goed geluimd op weg naar de grens met Senegal. Alles leek in orde. De
politieofficier hoefde ik maar te bellen bij problemen en alle narigheid zou
als sneeuw voor de zon verdwijnen. Nu werkt bellen alleen als je stroom, credit
en netwerk hebt. Mist één van de drie dan kun je bellen wel vergeten. Bij
uitgaan van Gambia werd ik al gewaarschuwd: zonder visum kom je er niet in! Nu
had ik tot drie maal toe Ndaye gevraagd om bij de grens dat te checken. We
zouden oa bij haar en haar familie in Dioloulou op bezoek gaan. Dat dorpje ligt
op de grens met Gambia maar is slechts te bereiken óf door de bush of over de
asfaltweg via Senegal. Ndaye gaat drie keer per week op en neer naar Gambia dus “No Problem Mama! Come!”
Goedgelovig en tegen beter weten in dacht ik dat ik wel een uitzondering zou
zijn op de regel. Nog even bellen met de politie officier en alles zou in orde
komen. Geen netwerk. Nergens. Niet in de zon, niet in de schaduw, niet in het
open veld en niet midden op de weg. Niets. Helaas. Ik zou het zonder hulp
moeten rooien.
De dienstdoende – Frans
sprekende..brr! - ambtenaar aan de
Senegalese grens had nauwelijks zin om ons te woord te staan toen we –
vriendelijk , ben ice Tineke! Just ben
nice! het hele eind naar de immigratiedienst lopend om een goede indruk te
maken – ons bij hem vervoegden. Wat heet, hij keek niet eens op van zijn
‘werk’. Voor hem was het “No I am sorry , they said it is not necesary..”
voldoende om ons verder links te laten liggen. Toen ik geïrriteerd raakte door
zijn gedrag was de boot aan. Van zijn Frans verstond ik geen woord, zijn
gezicht sprak boekdelen. Wat ik wel niet dacht. Regels zijn regels. Geen
discussie. Basta!
Maar, probeerde ik nog een leugentje, we gaan alleen maar even naar Dioloulou om dag te zeggen tegen mijn zieke zuster. Nog steeds geen positieve draai. Een huilbuitje misschien? Ook niet. Over de eenzame asfaltweg sjokten we teleurgesteld en woedend terug naar de jeep. Wat nu? Naar het internetcafe om via de Senegalese Ambassade alsnog een visum te verkrijgen? Dat zou een fluitje van een cent zijn.
Niet gehinderd door enige kennis rond het verkrijgen van visa reden we naar het eerste de beste internetpunt in Brikama. “Doet u maar een uurtje” zei ik vol goede moed tegen de juffrouw die de minuten verkoopt. Met een uurtje moest het toch wel bekeken zijn? Op de site van de ambassade stond beschreven wat ik paraat moest hebben en wat ik verder moest doen. Begreep ik het nou goed: eerst 50 euro betalen en dan pas een invulformulier verkrijgen? Dat leek me op zijn zachts gezegd nogal riskant. Ik ben al helemaal geen voorstander van betalen via een openbare computer, maar nu leek het me helemaal niets. Hopeloos keek in Tapha aan: “It is too risky. I do not understand exactly what I have to do.”Tapha keek even hopeloos terug. Zijn Engels is dermate beperkt dat ik geen hulp van hem kan verwachten. Na alles nog eens goed bestudeerd te hebben dacht ik begrepen te hebben dat je op internet alleen een visum voorbereidt en dat je dan alsnog je op de ambassade moet vervoegen om de info te laten verwerken. Na het weekend zou dat pas kunnen.
“We are not going to do this!”besloot ik en stond op om de resterende internet minuten aan een loslopend nieuwsgierig jongetje te geven. “We make another plan.” Razendsnel probeerde ik te bedenken wat we zouden kunnen doen om dezelfde dag nog in Abene te zijn. Tapha is Gambiaan, die mag er zo in. “You go alone!” Zijn ogen puilden zowat uit zijn kassen toen hij dat hoorde. Hij was nog nooit de grens over geweest. Met een “its easy, just straight to Dioloulou, then cof to Abene!” kon ik hem overtuigen. Maar ik dan? Ik? Ik ga terug naar Gunjur, neem de GillyGilly naar Kartong en laat me met het bootje de grensrivier over zetten. Aan de overkant is altijd wel een auto of een motorfiets-taxi die me door de bush naar Abene kan brengen. Het grote avontuur tegemoet.
Maar ik was moe. Doodmoe opeens. Stapelgek om met openbaar vervoer naar Kartong te gaan rijden in de inmiddels knallende zon. Alleen om tijd en benzine te besparen. De tank hadden we inmiddels toch al voor een derde leeg gereden. Dit kon er ook nog wel bij.
“You bring me!” luidde de opdracht nu. We kochten een broodje, smeerden het vol met mayonaise en propten er een ei tussen. Met een enigszinsgevulde maag gaan dit soort dingen altijd beter. Bij de grensrivier was de bootsman net aan zijn lunch begonnen. Dat zou wachten worden. Maar een bekende wilde mij wel even overzetten. “Bye Bye! In Nimbarra Tapha! You can do ut! We see each”other in Abene. Ik propte nog gauw een papiertje in zin zak met de naam van de lodge waar ik dacht te overnachten, gaf hem een kus en weg was ik. Met alleen mijn rugzak en de helft van het geld stond ik drie minuten later op Senegalese bodem. Hoera! F**k the Embassy! Op de droog gevallen rivierbodem stond een forse 4wheel drive. In het slechtste geval zou ik moeten wachten tot de zeven lege plaatsen bezet zouden zijn. Of die plaatsen opkopen, dan zou hij meteen vertrekken. Het bleek een Nederlander te zijn die zijn zwarte vrouw naar het bootje had gebracht om naar Gambia te gaan. Na de vriendelijke Gambiaanse kennis extra betaald te hebben voor het overzetten – “Mama you give me something, this man brings you for free..”- was ik nog geen 10 minuten later in Abene. Het grote wachten op Tapha in de volgepakte auto kon beginnen.
De lodge die ik bedacht had was niet meer te vinden of had een andere naam. De Nederlander raadde mij aan een kamer te nemen bij een Libanese vrouw. Het bleek een serieus restaurantje met twee kamers. Eentje was nog vrij. De prijs leek me te hoog en dus dong ik af naar 2/3de. We zouden vijf dagen blijven ivm het muziekfestival ter plaatse. Met mijn weinige Frans dacht ik begrepen te hebben dat ze de nog vrijwel lege kamer ging schoonmaken en inrichten. Ik ging bij de poort aan de weg zitten om Tapha op te vangen. Een uur ging voorbij. Bellen was niet mogelijk ivm het afwezige netwerk. Slechts af en toe zou dat misschien lukken. En inderdaad, ik had netwerk. Tapha klonk blij: I JUST PASSED THE SOLDIERS!” Alles zou goedkomen. Tapha met zijn weinige rijervaring en nog minder kennis van verkeersregels, zou de volgepakte jeep veilig naar Abene loodsen. Ware het niet dat hij geen prater is. En dus de weg niet vraagt hahahaha! “I am at the beach!”probeert hij me door de telefoon duidelijk te maken. Ik kijk om me heen en zie niks. Dat kan ook niet want dan zou hij me gepasseerd zijn. Hij moet aan het strand van een ander dorp staan, waarschijnlijk Kafountine. Ik geef mijn mobiel aan een van de bumsters die het op mij als Hollandse gemunt hebben. Nood breekt wetten. “Talk to him please!” Na vele telefoontjes en uren later en een bijna lege tank komt Tapha aantuffen. De bumsters juichen. “Tapha Kujabi! Your wife is waiting! Look!” Ze fluisteren hem in zijn oor dat hij straks heerlijk mag relaxen dankzij de weed die ze mij aangesmeerd hadden. Het kan slechter. We kijken elkaar aan en lachen: F**k the Embassy!
Maar, probeerde ik nog een leugentje, we gaan alleen maar even naar Dioloulou om dag te zeggen tegen mijn zieke zuster. Nog steeds geen positieve draai. Een huilbuitje misschien? Ook niet. Over de eenzame asfaltweg sjokten we teleurgesteld en woedend terug naar de jeep. Wat nu? Naar het internetcafe om via de Senegalese Ambassade alsnog een visum te verkrijgen? Dat zou een fluitje van een cent zijn.
Niet gehinderd door enige kennis rond het verkrijgen van visa reden we naar het eerste de beste internetpunt in Brikama. “Doet u maar een uurtje” zei ik vol goede moed tegen de juffrouw die de minuten verkoopt. Met een uurtje moest het toch wel bekeken zijn? Op de site van de ambassade stond beschreven wat ik paraat moest hebben en wat ik verder moest doen. Begreep ik het nou goed: eerst 50 euro betalen en dan pas een invulformulier verkrijgen? Dat leek me op zijn zachts gezegd nogal riskant. Ik ben al helemaal geen voorstander van betalen via een openbare computer, maar nu leek het me helemaal niets. Hopeloos keek in Tapha aan: “It is too risky. I do not understand exactly what I have to do.”Tapha keek even hopeloos terug. Zijn Engels is dermate beperkt dat ik geen hulp van hem kan verwachten. Na alles nog eens goed bestudeerd te hebben dacht ik begrepen te hebben dat je op internet alleen een visum voorbereidt en dat je dan alsnog je op de ambassade moet vervoegen om de info te laten verwerken. Na het weekend zou dat pas kunnen.
“We are not going to do this!”besloot ik en stond op om de resterende internet minuten aan een loslopend nieuwsgierig jongetje te geven. “We make another plan.” Razendsnel probeerde ik te bedenken wat we zouden kunnen doen om dezelfde dag nog in Abene te zijn. Tapha is Gambiaan, die mag er zo in. “You go alone!” Zijn ogen puilden zowat uit zijn kassen toen hij dat hoorde. Hij was nog nooit de grens over geweest. Met een “its easy, just straight to Dioloulou, then cof to Abene!” kon ik hem overtuigen. Maar ik dan? Ik? Ik ga terug naar Gunjur, neem de GillyGilly naar Kartong en laat me met het bootje de grensrivier over zetten. Aan de overkant is altijd wel een auto of een motorfiets-taxi die me door de bush naar Abene kan brengen. Het grote avontuur tegemoet.
Maar ik was moe. Doodmoe opeens. Stapelgek om met openbaar vervoer naar Kartong te gaan rijden in de inmiddels knallende zon. Alleen om tijd en benzine te besparen. De tank hadden we inmiddels toch al voor een derde leeg gereden. Dit kon er ook nog wel bij.
“You bring me!” luidde de opdracht nu. We kochten een broodje, smeerden het vol met mayonaise en propten er een ei tussen. Met een enigszinsgevulde maag gaan dit soort dingen altijd beter. Bij de grensrivier was de bootsman net aan zijn lunch begonnen. Dat zou wachten worden. Maar een bekende wilde mij wel even overzetten. “Bye Bye! In Nimbarra Tapha! You can do ut! We see each”other in Abene. Ik propte nog gauw een papiertje in zin zak met de naam van de lodge waar ik dacht te overnachten, gaf hem een kus en weg was ik. Met alleen mijn rugzak en de helft van het geld stond ik drie minuten later op Senegalese bodem. Hoera! F**k the Embassy! Op de droog gevallen rivierbodem stond een forse 4wheel drive. In het slechtste geval zou ik moeten wachten tot de zeven lege plaatsen bezet zouden zijn. Of die plaatsen opkopen, dan zou hij meteen vertrekken. Het bleek een Nederlander te zijn die zijn zwarte vrouw naar het bootje had gebracht om naar Gambia te gaan. Na de vriendelijke Gambiaanse kennis extra betaald te hebben voor het overzetten – “Mama you give me something, this man brings you for free..”- was ik nog geen 10 minuten later in Abene. Het grote wachten op Tapha in de volgepakte auto kon beginnen.
De lodge die ik bedacht had was niet meer te vinden of had een andere naam. De Nederlander raadde mij aan een kamer te nemen bij een Libanese vrouw. Het bleek een serieus restaurantje met twee kamers. Eentje was nog vrij. De prijs leek me te hoog en dus dong ik af naar 2/3de. We zouden vijf dagen blijven ivm het muziekfestival ter plaatse. Met mijn weinige Frans dacht ik begrepen te hebben dat ze de nog vrijwel lege kamer ging schoonmaken en inrichten. Ik ging bij de poort aan de weg zitten om Tapha op te vangen. Een uur ging voorbij. Bellen was niet mogelijk ivm het afwezige netwerk. Slechts af en toe zou dat misschien lukken. En inderdaad, ik had netwerk. Tapha klonk blij: I JUST PASSED THE SOLDIERS!” Alles zou goedkomen. Tapha met zijn weinige rijervaring en nog minder kennis van verkeersregels, zou de volgepakte jeep veilig naar Abene loodsen. Ware het niet dat hij geen prater is. En dus de weg niet vraagt hahahaha! “I am at the beach!”probeert hij me door de telefoon duidelijk te maken. Ik kijk om me heen en zie niks. Dat kan ook niet want dan zou hij me gepasseerd zijn. Hij moet aan het strand van een ander dorp staan, waarschijnlijk Kafountine. Ik geef mijn mobiel aan een van de bumsters die het op mij als Hollandse gemunt hebben. Nood breekt wetten. “Talk to him please!” Na vele telefoontjes en uren later en een bijna lege tank komt Tapha aantuffen. De bumsters juichen. “Tapha Kujabi! Your wife is waiting! Look!” Ze fluisteren hem in zijn oor dat hij straks heerlijk mag relaxen dankzij de weed die ze mij aangesmeerd hadden. Het kan slechter. We kijken elkaar aan en lachen: F**k the Embassy!
Dioloulou zal moeten
wachten. De familie weet niet beter dan dat ik terug gegaan ben naar Gambia.
Een dezer dagen gaan we het fietsje voor Kleine Robbie brengen en de kleertjes
voor Marrie en haar zusjes. Maar eerst ontspannen en uitrusten. Heerlijk aan
het strand!! Vakantie!!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten