Hij heeft de laatste uren doorlopend klanten gehad op het bankje. Van keurige heren in kaftan tot jongens in Europese geruite shirts. Een juju beschermt je tegen het kwaad. Kan jaloezie afweren, diefstal tegen gaan. Aan een leren koordje wordt de juju, het vierkante leren pakketje met daarin een Koranvers, op het lichaam gedragen. Rond het middel, bij babies om de hals of aan de pols. Maar ook in de huizen boven de deur hangen ze. Omar heeft ze op de vier hoeken van zijn compound: niemand zal zijn schapen proberen te stelen. Doet hij dat wel dan verandert hij direct in een standbeeld zodat hij de dief met een vinger in de kont naar de politie kan duwen. Stomverbaasd heb ik weken geleden deze verhalen van bijgeloof aangehoord. Nu zie ik toevallig de jujumaker aan het werk. Toevallig en helaas.
Het was niet mijn idee om uur na uur de juju-maker, het spitsverkeer en de af en aan lopende mensen gade te slaan. Maar wat moet je anders als de dokter op wie je wacht domweg niet verschijnt? Voor de tweede dag zijn we van ver gekomen in de hoop dat hij ‘het meisje’ wil nakijken. Weggaan is dus geen item. Wachten wachten wachten. De eerste dag was hij ‘travelling’. Reizende. Van half vijf tot over achten hebben we de gisteren op het houten bankje voor de deur gewacht tot die eindelijk openging en een vrouw verscheen, waarschijnlijk zijn assistente. Morgen terugkomen. Vijf uur. Zucht. Zeg dat het niet waar is please! Echt, morgen, de dokter is ver weg in Bansang. Voor een ceremonie. En telefonisch niet te bereiken. Zucht, ik wordt nog eens gek hier. Okay, morgen komen we terug. Beloofd. “Mas, mas, massa” verontschuldigt de vrouw zich. Zij kan er ook niets aan doen.
En nu zitten we weer uuuuren te wachten. Weliswaar binnen in het halletje met uitzicht op de straat. De tweehonderd dalassis voor het consult dienden direct betaald. Met acht andere vrouwen hangen we voorover, achterover, links en rechts op de aftandse ‘europese’ stoelen van de ‘womens clinic’. Het bordje naast de deur buiten vermeld dat de kliniek van maandag tot zondag open is van zes tot negen uur ’s avonds. Zeven dagen per week dus. Schijnbaar voldoende aanbod. Overdag werkt de dokter in Banjul heb ik me laten vertellen. Een dubbele baan dus.
Tegen achten beginnen de altijd zo geduldig en rustig wachtende vrouwen onrustig te worden. De een na de ander loopt naar buiten om te kijken of de dokter er misschien aankomt. Hun elders wachtende mannen verschijnen met vragende blikken. De assistente lijkt er ook niets van te snappen. “He is at home. His telephone is off.” Zuchtend neemt ze weer plaats achter het loketje van de toonbank die dienst doet als receptie. Als het half negen is neemt ze kordaat een besluit. “Watch this, my money is there”en ze wijst op haar plek achter het loketje. Dan beent ze de kliniek uit. Op weg naar het huis van de dokter waarschijnlijk. Een klein half uur later komt ze terug.
”He does not come. He has headache.” Zo stil als de andere vrouwen dit bericht ondergaan zo woedend ben ik. Ik ontplof. “Its a shame! A shame!”schreeuw ik machteloos. Ieder normaal mens geeft zoiets toch door als hij een afspraak heeft?!
“He came all the way from Bansang. Thats why..” probeert de vrouw haar baas in bescherming te nemen.
Ondertussen probeert ‘het meisje’me aan mijn arm naar buiten te trekken. “Come Mama, come! Please!”
Ik laat me door haar mee zeulen naar buiten. Onder protest.
En nu zitten we weer uuuuren te wachten. Weliswaar binnen in het halletje met uitzicht op de straat. De tweehonderd dalassis voor het consult dienden direct betaald. Met acht andere vrouwen hangen we voorover, achterover, links en rechts op de aftandse ‘europese’ stoelen van de ‘womens clinic’. Het bordje naast de deur buiten vermeld dat de kliniek van maandag tot zondag open is van zes tot negen uur ’s avonds. Zeven dagen per week dus. Schijnbaar voldoende aanbod. Overdag werkt de dokter in Banjul heb ik me laten vertellen. Een dubbele baan dus.
Tegen achten beginnen de altijd zo geduldig en rustig wachtende vrouwen onrustig te worden. De een na de ander loopt naar buiten om te kijken of de dokter er misschien aankomt. Hun elders wachtende mannen verschijnen met vragende blikken. De assistente lijkt er ook niets van te snappen. “He is at home. His telephone is off.” Zuchtend neemt ze weer plaats achter het loketje van de toonbank die dienst doet als receptie. Als het half negen is neemt ze kordaat een besluit. “Watch this, my money is there”en ze wijst op haar plek achter het loketje. Dan beent ze de kliniek uit. Op weg naar het huis van de dokter waarschijnlijk. Een klein half uur later komt ze terug.
”He does not come. He has headache.” Zo stil als de andere vrouwen dit bericht ondergaan zo woedend ben ik. Ik ontplof. “Its a shame! A shame!”schreeuw ik machteloos. Ieder normaal mens geeft zoiets toch door als hij een afspraak heeft?!
“He came all the way from Bansang. Thats why..” probeert de vrouw haar baas in bescherming te nemen.
Ondertussen probeert ‘het meisje’me aan mijn arm naar buiten te trekken. “Come Mama, come! Please!”
Ik laat me door haar mee zeulen naar buiten. Onder protest.
Tapha hangt al uren in de jeep aan de overkant van de straat, zijn hoofd op het stuur. De straat oversteken om rechtsomkeert te maken is een ramp tussen de rijen wachtende en weer optrekkende autos’s. Autoritair stel ik me voor een net stilstaande taxi op en maan hem over te steken met de jeep. Hij is te onervaren en al helemaal niet gewend aan rijden in de grote stad. Laat staan in het donker in de spits. Eenmaal veilig aan de overkant stel ik voor het stuur over te nemen. Ik voeg de jeep tussen de andere wrakken met veel te felle lichten. Ik verbaas me hoe andere auto’s de straat oversteken. Een taxichauffeur plaatst bij het oversteken zijn voorbumper dwars op een GillyGilly. Nee!roepen we alle drie geschokt uit. Maar de driver van de GillyGilly geeft geen krimp om zijn zoveelste deuk en trekt even zo rustig weer op. De taxi voegt vervolgens in. Als we de drukte achter ons gelaten hebben en we gas kunnen geven naar huis besluit ik het stuur maar weer over te doen aan Tapha. Het is de keus tussen slecht in het donker zien maar goed kunnen rijden en onervaren rijden maar goed in het donker kunnen zien. Ik kies voor het laatste. We ruilen van plek. Tapha rijdt ons naar huis. Ik zeg wanneer hij moet schakelen, remmen, etc . Door de stress van de spits is hij erg onzeker geworden. En stil. Dan weet ik genoeg. Na drie hartverzakkingen vanwege tegemoetkomende auto’s die met groot licht ons rakelings passeren, komen we in Sanyang aan. Daar verblijf ik een paar dagen op uitnodiging van een Nederlandse kennis hier. Ik moest maar even tot rust komen op haar compound na al dat geruzie met de buren. Weg van alle stress.
Als het aan Afrika ligt kom ik nooit meer weg van haar heerlijke rustige pais-en-vree onderkomen met een tuin waarin de mooiste bloemen en planten.. de Hortus waardig.
Als het aan Afrika ligt kom ik nooit meer weg van haar heerlijke rustige pais-en-vree onderkomen met een tuin waarin de mooiste bloemen en planten.. de Hortus waardig.
Tapha en ‘het meisje’ zwaai ik uit. Voorzichtig! Roep ik hem nog achterna. Alsof dat helpt. Wanneer we weer naar de dokter gaan.. even niet.. maandag misschien. “But you have to find a solution for the transport!” roep ik onmachtig. Ik ga dit in het donker niet meer herhalen. Zoveel is zeker.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten