10 februari 2014

45 maandag 10 februari




Werken als een paard.  Ik doe er niet voor onder. Monomaan als ik ben spit ik de één na de andere kuil rond de jonge sinaasappelboompjes die bij de roundhut staan. Vorige week zijn de schapen door het ‘hek’ gedrongen. Alle jonge blaadjes in één keer  eraf. Kale dunne stammetjes zijn er over. Eigenlijk dunne twijgjes. Maar dit is Afrika en dus is het te redden. Water water water. Maar als je niet wilt dat het overal heen stroomt behalve naar het twijgje, dan moet je maatregelen nemen. Spitten in de grond is nog het best te vergelijken met je schep in opgedroogd cement zetten. Keihard is de grond. Dus bewateren tot je een ons weegt. En als je doodmoe bent van het ophijsen van de veel te volle afgezaagde jerrycan, mag je nog eens een flink gaat gaan spitten rond het twijgje.
Twee dagen werken in de bloedhete zon levert elf geredde sinaasappelboompjes op – van de negentig ;-) – en twaalf bananenplanten die er weer tegen kunnen. De timmerman die de bekisting voor het beton maakt kijkt zijn ogen uit als ik regelmatig ‘plat’ ga op twee stukken vloerbedekking van de auto.  Met de benen in de lucht kan ik het werk aan de roundhut mooi vanuit een ander perspectief zien. Als het hout niet op was geweest dan was de bekisting vandaag af gekomen. Morgen komt de constructor om de houten ring op de hut vol te storten. Er bovenop komen nog drie lagen blokken en dan is het dak aan de beurt. Vandaag precies over drie weken reis ik af. Ze hebben me verzekerd dat het dak er dan op zit en dat de vloer gestort is. Maar als ik vraag hoe het zit met het cement – ik zie het nergens en volgens mij moet het geld dat me gesponsord is finaal op zijn - krijg ik een heel verhaal, behalve een adequaat antwoord.
Ik heb geleerd af te wachten.  Als er morgen geen cement is kloppen ze ongetwijfeld bij me aan.
 Het is inmiddels acht uur in de avond. De zon is ruimschoots onder en op de veranda is het kil. Naast me zitten Malang en Mustapha hun boek te lezen. Dat wil zeggen.. ze hangen languit op het kleed dat hier in de ‘palo’ligt met hun Arabella en Kikker boeken. De ‘palo’is een huiskamer met enorme crapeauds die ik niet gebruik, behalve als er Gambiaanse visite komt. En dus ook als het te koud voor de jongetjes buiten is. In hemdje en korte broek  hebben ze nergens last van. Hun neus wel. Enorme snottebellen verspreiden zich over hun wangen.  Maar er is niemand die daar op let.. als het al opgemerkt wordt. Overigens kunnen ze fantastisch snuiten in een wc papiertje. Wie ze dat geleerd heeft is me een raadsel.
“En kassé!!” Mustapha staat met een serieus gezicht naast me. “En kassé!!” herhaalt Malang. Over het algemeen laat ik me hun kleuter-mandinka aanleunen. Knik begrijpend als daarom gevraagd wordt en verontwaardigd als ze me ontdaan een heel verhaal gedaan hebben. Maar “en kassé!”… ik weet bij god niet wat ze willen. “You want to pies?”  De jongetjes kijken mekaar aan. Ik sta op en volg ze naar de veranda. Daar steekt Mustapha zijn piemel door de tralies. Malang neemt de moeite om buiten de veranda te piesen. Vervolgens krijg ik nog een heel verhaal en besluit dat het iets moet zijn van “we gaan naar huis”.  “Souokonó?” vraag ik. Synchroon knikken de jongetjes ja. Ok, de laptop ga ik er niet voor afsluiten. Wel de deuren op slot.
Gedrieën lopen we door het donker naar de hoofdweg. Onderweg moet er nog even een oude fietsband opgepikt worden en krijgen de jongetjes bijna nog ruzie over wie hem vast mag houden. Ik zeg ze dat ze hem samen vast kunnen houden, elk een handje.  En zo zeul ik ze naar huis. Want zodra je een kind hier een handje geeft laat hij zich voortrekken. Ik lever ze af op de compound aan de overkant van de weg.
 “Suto e dia!!”Welterusten schatjes!
Terug in de ‘palo’tik ik dit stukje af. Ik ben doodmoe. Heb niks te eten en ga voor een maaltijdshake van het Kruidvat. Slank worden is hier geen enkel probleem.











Geen opmerkingen: